Cremona is een wat geïsoleerd stadje midden in de Po-vlakte en behalve om zijn 11e eeuwse kathedraal vooral beroemd om één ding: vioolbouw. In de 17e eeuw bouwde Antonio Stradivari zijn beroemde, en nu peperdure, violen in een werkplaats in het centrum, voor zijn huis staat nu een standbeeld. Stradivari is de beroemdste vioolbouwer in de geschiedenis, maar hij was niet de eerste. Stradivari leerde het vak van Nicola Amati die aan de wieg stond van wat nu de Cremonese school heet. Een traditie die in Cremona tot op de dag van vandaag nog steeds voortleeft. Het middeleeuwse stadje kent op dit moment 156 ‘liuterie’.

 

Het middeleeuwse centrum van Cremona ademt klassieke muziek, op de hoek van bijna elke straat worden violen verkocht danwel gemaakt. Etalages van leegstaande winkels worden gevuld met in de stad gebouwde violen, de ‘Scuola Internazionale della Liuteria’ staat op een centrale plek in de stad en uit elke steeg lijkt vioolmuziek te komen. Om de hoek van de kathedraal, ‘met de hoogste klokkentoren van Europa’ zeggen Cremonesi trots, zit de bottega van maestro Giorgio Grisales, begin jaren tachtig vanuit Medellin naar Cremona gekomen met een droom: violen bouwen. ‘In Colombia maakte ik al traditionele Zuid-Amerikaanse snaarinstrumenten, maar mijn droom was violen te bouwen in de stad van Stradivari.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tot grote teleurstelling van zijn moeder stopte Grisales met zijn studie medicijnen, vloog de Atlantische oceaan over en stapte in Frankfurt op de nachttrein. Nu, ruim 35 jaar later, runt hij samen met zijn neef Riccardo een gerenommeerde werkplaats met klanten van over de hele wereld. ‘De vioolbouw is een internationale en prestigieuze branche,’ zegt de flamboyante Grisales. ‘Ik verkoop mijn violen over de hele wereld, zelfs in Noord-Korea. Mijn moeder was uiteindelijk best trots.’

Grisales winkel bestaat uit drie delen. De wat rommelige entree met kasten, paperassen en de kassa, de oefenruimte waar klanten de uitgestalde instrumenten kunnen uitproberen en de werkplaats. Met zijn mallen, honderden vijlen en schaven en de geur van vers hout en lak, lijkt de tijd stil er te hebben gestaan. Alleen het peertje aan het plafond en de elektrische boor verraden dat dit niet de 17e eeuwse werkplaats is van Antonio Stradivari. ‘We bouwen de violen grotendeels op dezelfde manier als 400 jaar geleden,’ vertelt Grisales neef Riccardo Gonzales terwijl hij de snaren stemt. ‘Het is net als toen allemaal handwerk, alleen had Stradivari toen geen smartphone met een stem-app,’ lacht hij. ‘Maar verder is er niet heel veel veranderd.’

Geconcentreerd zet hij zet de brug van de viool recht. ‘Als je hem voor het eerst stemt heeft hij de neiging achterover te hellen. Hij moet precies recht staan en de afstand tussen de snaren moet exact even groot zijn. En daarvoor heb ik het beste meetinstrument dat er is: mijn oog.’

 

Giorgio Grisales en zijn neef Riccardo zijn Colombiaans, in een ander deel van de werkplaats staat een Japanse stagiaire de hals van een contrabas te schaven en Maestro Stefano Conia verhuisde in de jaren zestig vanuit Hongarije naar Cremona, de traditie is Italiaans maar veel liutieri komen uit het buitenland. ‘Dit is de wereldhoofdstad van de vioolbouw,’ zegt Conia, jarenlang docent aan de school in Cremona. ‘Dus als je het vak wil leren moet je hierheen.’  

Conia’s bottega, één van de oudste van de stad, is verstopt achter een doorsnee pand in een winkelstraat. Een smal poortje geeft toegang tot een typisch Lombardisch binnenplaatsje, rondom balkons en een klein fonteintje in het midden. De grote glas in lood ramen geven zicht op een knusse en ouderwetse werkplaats. Aan weerszijden twee forse werkbanken met daarboven felle bureaulampen en aan het plafond violen. De één al helemaal gelakt en met snaren, de ander nog in een rudimentair stadium. Maestro Conia is bezig de achterwand van een viool in de juiste dikte te schaven. Zijn spessometro geeft aan dat hij nog wat millimeters moet. ‘Het is heel precies werk, de dikte van het hout bepaalt de klank van de viool. En natuurlijk de kwaliteit van het hout,’ zijn nagel krast over de nerven van het hout. Opvallend hoe de jaarringen allemaal even breed zijn en precies even ver uit elkaar liggen. ‘Abete rosso, de fijnspar uit de zogenaamde ‘Zingende bossen’ in Trentino, waar Antonio Stradivari zijn hout al vandaan haalde. Het beste hout ter wereld.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoewel al 73 wil Conia van geen ophouden weten. ‘Wat moet ik thuis?’ Zijn zoon, die ook Stefano heet, is de derde generatie ‘liutiero’. Hij leerde het vak van zijn opa in Hongarije, ‘elke zomer ging ik twee maanden naar mijn grootouders en opa leerde mij het vak.’ De verfijning leerde hij op de internationale vioolbouwschool in Cremona en nu is hij degene die de traditie voortzet.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *