Nu de tweede golf er aan zit te komen, wilde ik graag het artikel delen dat ik eerder dit jaar schreef over mijn ervaringen tijdens de lockdown in Italie.

Sinds 10 maart is Italië in lockdown, afgesloten van de buitenwereld maar ook van elkaar. Al bijna twee maanden alleen de deur uit voor je werk of als je boodschappen moet doen. Niet naar de bar voor een kop koffie, geen pizza met vrienden of zelfs maar een wandeling met het hele gezin. Kinderen mogen namelijk helemaal niet naar buiten, laat staan naar school. Geen kinderstemmen op straat, geen gerinkel van koffiekopjes in de bars of geroezemoes op de markt. Het gezellig rumoerige Italië is stil gevallen.

 

De maatregelen die premier Conte afkondigde waren nog maar een paar dagen oud of ik reed op mijn scooter de binnenstad van Rome in. Als journalist mag ik gaan en staan waar ik wil, het is immers mijn werk. De bars en restaurants zijn nog open, die mochten nog tot zes uur ’s middags open blijven, maar alle winkels zijn al dicht en ook de duizenden jaren oude deuren van het Pantheon zijn gesloten. Net als de Vaticaanse musea en het Colosseum. Er is vrijwel niemand op straat. Een paar verdwaalde toeristen op zoek naar een plek om te eten en een agent die mensen sommeert naar huis te gaan. Verder is het uitgestorven.

Normaal is het plein voor het Pantheon een gekrioel van toeristen, een Babylon van talen en eigenlijk een plek die je als Romein zoveel mogelijk mijdt. Maar ik mis ze nu, die hordes toeristen, de gidsen met hun vlaggetjes, de rozenverkopers die een centje proberen bij te verdienen. Deze stilte is bijna beangstigend.

De eigenaar van de lege ijssalon klaagt en vraagt zich af waarom hij nog open is. Al dagen zijn er nauwelijks klanten en open blijven kost hem eigenlijk alleen maar geld. ‘Het ijs moet gekoeld worden en de lampen moeten aan.’ Geïrriteerd jaagt hij een brutale duif weg, de enige klant in zijn verder lege gelateria.

 

 

Een paar dagen later wordt hij op zijn wenken bediend. Op 12 maart gaat alles dicht, alleen supermarkten en apotheken mogen nog open blijven. De premier drukt ons op het hart binnen te blijven. Dat doen we braaf, anders zijn het wel strenge carabinieri die ons op onze plicht wijzen. Alleen de deur nog uit om te werken, naar een dokter te gaan of uit noodzaak, wat meestal neerkomt op boodschappen doen. En als je dan de deur uit gaat: houdt afstand. De overgrote meerderheid van de Italianen houdt zich aan de maatregelen, er zijn de afgelopen twee maanden dan wel duizenden mensen beboet voor het ongeoorloofd buiten zijn, maar procentueel stelt het niet veel voor. Vanaf mijn balkon zie ik vooral ouderen op straat, mijn hoogbejaarde overbuurvrouw zeult met een plastic teil en de buurman laat wel verdacht vaak de hond uit. Waren dat nu niet juist de mensen die we moesten beschermen met onze quarantaine?

 

 

Eén keer in de week naar de supermarkt wordt een uitje, want eten in een restaurant of zelfs maar bij vrienden, is verboden. Geen bordje pasta carbonara bij de trattoria in de buurt of een Margherita bij de lokale pizzeria. In Napels was zelfs het afhalen of thuisbezorgen van pizza’s wekenlang uit den boze. Het risico op besmetting is veel te groot, oordeelde de president van de regio Campania. Een traditie verraden door een virus. Er rest ons dus niets anders dan boodschappen doen en thuis koken.

Getooid met een mondkapje staan we in een lange rij, op anderhalve meter van elkaar, en wachten we op onze beurt; één klant eruit, één klant erin. Boodschappen doen is een tijdrovende gebeurtenis geworden, die geduld en discipline vraagt. De discipline van de Romeinen verrast me, iedereen wacht gelaten zonder een onvertogen woord. Eenmaal binnen word je door de intercom constant op de hielen gezeten. ‘U moet opschieten, er zijn nog meer mensen die boodschappen willen doen.’ en ‘Houdt afstand!’. Op je gemak boodschappen doen is er niet bij. Snel naar de kassa, de boodschappen onder het plexiglas doorschuiven en weg wezen. Het uitjesgevoel verflauwt met de minuut.

Zoals alles is verflauwt, de afgelopen weken. Half maart was het elke avond om zes uur vaste prik, met zijn allen het balkon op om elkaar moed in te zingen. Buren waarvan je het bestaan niet eens vermoedde lachen en zwaaien vrolijk naar elkaar en naar jou. Het Italiaanse volkslied, ‘Volare’ of een andere kraker schalt van de balkons. Iedereen zingt mee, sommigen dansen zelfs, uitgelaten als gedetineerden tijdens het luchten. Kinderen laten trots hun spandoek met ‘Andrà tutto bene’ (Alles komt goed) aan de buurt zien, ze krijgen hulp van hun ouders bij het vastmaken aan de balkonrand. Het gevoel van saamhorigheid en de hoop ontroert, regelmatig krijg ik het te kwaad daar op het balkon. We moeten volhouden, het gaat echt goed komen, ik slik mijn tranen weg.

 

De rauwe werkelijkheid spoelt de hoop helaas al vrij snel weg. Het virus is meedogenloos en richt een ware slachting aan, met name in het noorden van het land. Lombardije lijkt wel een oorlogsgebied.

Op hetzelfde tijdstip als het land op het balkon staat maakt de Protezione Civile ook het aantal besmettingen en slachtoffers van de Coronavirus epidemie bekend. Elke dag om zes uur de melding van honderden doden. Met als triest record 919 slachtoffers op 27 maart, de dag waarop Paus Franciscus in zijn eentje op een kletsnat Sint Pietersplein God verzoekt de epidemie te stoppen. Terwijl de regen onophoudelijk de glimmende kinderkopjes op dat immense plein geselt, bidt de Paus tot een houten Christusbeeld dat speciaal voor deze gelegenheid naar het Vaticaan werd gebracht. Hetzelfde beeld werd in 1522 door de stad gedragen in de hoop de pest te beteugelen. Indrukwekkend. Historisch. Maar helaas, het mag niet baten.

 

De epidemie is op zijn hoogtepunt en er rijden militaire vrachtwagens door de straten van de noordelijke stad Bergamo om lijkkisten vervoeren naar andere delen van het land omdat er geen plek meer is op de begraafplaatsen en in de crematoria. De beelden maken indruk. Mensen zijn somber, terneergeslagen. Ook al is Bergamo honderden kilometers verderop, ook Romeinen zijn verdrietig en bang. Voor hun eigen gezondheid en voor die van hun ouders of grootouders, het besef dat in Lombardije een hele generatie is verdwenen zit diep. Burgemeester Gori van de zwaar getroffen stad treurt over het verdwijnen van de opa’s, het zijn namelijk hoofdzakelijk oudere mannen die het slachtoffer worden van het Coronavirus. Opa’s die straks niet meer ruziënd kaarten in de bar met die andere jongens van de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. De jongens die na de verwoestende Tweede Wereldoorlog volwassen werden, die Italië opbouwden, die als eerste op een Vespa of in een Fiat 500 reden. De jongens die meehielpen aan het Dolce Vita imago dat sinds de jaren zestig aan het land kleeft. Weg, verdwenen, gestorven in anonieme verpleegtehuizen. Die beelden, die verhalen, dat besef maakt dat er een donkere wolk over het land hangt, het is kil buiten, hoe hard de lente ook zijn best doet.

 

De animo voor dagelijks samen zingen zakt weg naarmate het aantal slachtoffers stijgt. Een enkele buurman probeert het nog, maar veel bijval krijgt hij niet meer. Wie gaat nog op een balkon staan zingen als er dagelijks honderden mensen overlijden? De Italiaanse vlaggen en spandoeken waaien een beetje troosteloos in de wind. Vertwijfeling slaat toe. Je houdt je aan de regels omdat je weet dat het moet, maar het uitblijven van resultaten maakt je moedeloos en soms zelfs wanhopig. Heeft het eigenlijk wel zin om binnen te blijven?

Zo’n quarantaine helpt ook niet bepaald mee aan je geestelijke stabiliteit, het werkt vervreemdend. De dagen rijgen zich aaneen, ze lijken allemaal op elkaar. Opstaan, koffie maken, ontbijten, kranten lezen, douchen, werken, lunchen, werken, spelen en huiswerk maken met de kinderen, eten koken, eten, televisie kijken en naar bed. En dat allemaal op de tachtig vierkante meter van mijn appartement. De enige mensen die ik zie zijn mijn vrouw en mijn twee kinderen. De rest van de wereld is een gezicht op een scherm.

Iedereen zit teruggetrokken in zijn huis, iedereen is alleen, van een samenleving is eigenlijk geen sprake meer. De weinige keren dat ik buiten kom zijn onwerkelijk. Ik voel me niet veilig op straat, iedereen kan je in principe besmetten. Je wordt er paranoïde en hypochondrisch van, bij elke tegenligger ontstaat er een onhandig ballet op de stoep. Even versnellen voor die uitrit, even van de stoep af bij die auto. Verontschuldigingen mompelend loop je langs elkaar heen, op anderhalve meter afstand. In een land waar mensen dicht op elkaar staan, elkaar aanraken, is die afstandelijkheid bijna onwerkelijk.  Ik loop door mijn wijk, ik herken het als mijn wijk, maar het voelt niet als mijn wijk. Het is een vijandige omgeving geworden die bevolkt wordt door mensen wiens gezicht ik nauwelijks kan zien en wiens stem ik met moeite kan horen. Ik herken niemand meer.

De neiging om je, zoals iedereen, permanent op te sluiten in je eigen cocon is groot, daar is het leven nog zoals het altijd was. Daar mag ik nog wel dichtbij andere mensen komen en ze zelfs aanraken.

 

 

Voor mijn twee zoontjes is de quarantaine in het begin nog een soort vakantie. Ze zijn lekker thuis, hebben papa en mama de hele dag om zich heen en hoeven niet te stressen om op school te komen. Ook al moet mijn oudste van zes, om niet teveel achterop te raken, wel gewoon huiswerk maken. Zijn juffen sturen opdrachten via mail en de ouders worden geacht hun kinderen te helpen. Ik moet toegeven, dat lukt niet altijd. Mijn vrouw en ik werken allebei thuis en hebben het bij tijd en wijle erg druk. De jongens hebben de afgelopen weken meer televisie gekeken dan we eigenlijk goed vinden en weet mijn oudste zoon inmiddels verdacht goed de weg op de IPad. Trouwens mijn jongste, net twee, ook.

De jongste neemt genoegen met af en toe een filmpje van zijn twee juffen waarin ze voorlezen of een liedje zingen. Met grote ogen en rode wangen luistert hij aandachtig en als Mara of Sonya zwaait aan het eind, dan zwaait hij enthousiast terug. Maar naarmate de weken voorbijglijden, krijgt de oudste het moeilijker. Hij wordt humeurig, opvliegend en is soms gewoon boos. Hij mist school, zijn juffen en, vooral, zijn vriendjes en vriendinnetjes. Hij ziet ze bijna elke dag in de virtuele schoolklas die nu ongeveer een maand goed werkt. En buiten schooltijd soms via Whatsapp of Skype, maar het is niet genoeg. Hij wil naar ze toe, voetballen op het plein, fietsen in het park of Lego bouwen als het regent. Maar naar buiten mag hij niet. Hij zit al binnen sinds de scholen op 4 maart dichtgingen. De tachtig vierkante meter waarop we wonen is veel te klein en ook ons fijne dakterras is niet groot genoeg. Hij kan nergens zijn energie kwijt; hij vliegt soms, letterlijk, tegen de muren op. En ook zijn kleine broertje heeft het regelmatig zwaar te verduren. Toch kan ik het hem niet eens echt kwalijk nemen. Als je zes bent is twee maanden binnen zitten met alleen je vader en je moeder en je kleine broertje, heel erg lang. En voorlopig lijkt daar ook geen einde aan te komen, de scholen blijven dit schooljaar gesloten en de Italiaanse regering vindt het niet verantwoord kinderen buiten te laten spelen. Een marteling.

 

Nog steeds publiceert de Protezione Civile dagelijks de Coronavirus cijfers, gelukkig zijn ze de laatste weken een stuk minder donker. Het aantal besmettingen neemt af en het aantal dagelijkse slachtoffers is nog maar een kwart in vergelijking met een maand geleden. Sinds begin mei zit Italië in ‘Fase 2’, het opstarten van de Italiaanse economie nu de epidemie op zijn retour is. De bars en restaurants zijn weer open, net als de kappers, de winkels en de musea. Zeker hier in Rome geven de cijfers reden tot optimisme, het aantal nieuwe besmettingen bedraagt slechts enkele tientallen en de dagelijkse slachtoffers zijn te tellen op de vingers van één hand. En dat is te merken op straat. Het is drukker en mensen zijn opgelucht, als ze geen mondkapjes zouden dragen en niet in keurige rijen voor de supermarkt zouden staan, zou je bijna denken dat alles weer normaal was.

 

Een gewone, heerlijk zonnige lentedag in mei, is dat het licht aan het einde van deze lange donkere tunnel?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *