“Reinout, goedenavond”, vrolijk word ik door één van de gastvrouwen tweemaal op de wangen gekust. Ze scant direct mijn gloednieuwe pak. Een ruiten pak, met een mooi gestreept overhemd eronder. De afkeurende blik op haar gezicht verraadt dat ik me niet ‘gepast’ heb gekleed: Italianen dragen over het algemeen zwart als ze een feestje hebben. Ik doe dat alleen naar begrafenissen. “Er komen nog andere, belangrijkere gasten”.

Voor mijn werk geef ik regelmatig presentaties en lezingen over Interculturele Communicatie en Internationalisering. Het belang van samenwerken, krachten te bundelen en co-culturen te creëren wordt steeds groter: samen weten we nou eenmaal meer dan alleen. Maar naast die bestaande werkzaamheden ben ik eveneens Ambassadeur van een Nederlands Goede doelenfonds en daarover mocht ik dan weer vertellen bij de Florentijnse Rotary, in hun hoofdkwartier in het Palazzo Borghese.

Ik bestijg de met een roodfluwelen tapijt bedekte marmeren trappen en via een zware glazen deur kom ik in de lobby waar een jongeman in iets te strakke kleren mijn jas aanneemt. “U mag doorlopen naar de centrale zaal, waar het diner plaatsvindt”. Enigszins ongemakkelijk schuifel ik door. “In wat voor kermis ben ik nou weer terecht komen?”, mompel ik voor me uit. In de zaal staan zo’n 50 strak geklede Italianen druk te praten. Overal ronde tafels, kroonluchters en prachtige kunst aan de muur en dito fresco’s op het plafond. Toch wel kicken. Op het moment dat ik de verleiding niet kan weerstaan en mijn telefoon pak om een foto te maken, komt er een meneer op me afgelopen. “U bent nieuw?”, vraagt hij, terwijl hij fronsend naar mijn pak kijkt. “Ik kom een presentatie geven”, leg ik hem uit. Zijn ogen worden groot “Ú? Maar u bent zo jong!”. Ik zucht en vraag, zonder op zijn opmerking in te gaan, waar de President is.

Hij wijst naar een zwaarlijvige, wat oudere man met een grote ketting om zijn nek. “Daar moet u wezen.” En zodra ik me omdraai, begint het gefluister achter me. “Hij een presentatie? Maar hij is jong”, zegt de man die me aansprak. “Ja”, zegt zijn collega, een klein gedrongen type in een te groot pak. “Dat kan niet veel zijn. Moeten we dat wel serieus nemen? Zoveel ervaring zal er niet inzitten”. Ik zucht nogmaals en loop naar de President. “Dottore”, hij buigt licht als hij mij een hand geeft. “U zult vanavond welkom zijn”.

Als ik aan tafel wil plaatsnemen, snelt een jongen naar me toe, “deze tafel is bezet”, zegt hij vermanend, “u moet aan een andere gaan zitten”. Enigszins geïrriteerd sta ik op, loop naar een andere tafel, plof neer en laat me een glas wijn inschenken.

Net als ik goed en wel zit, om me heen kijkend wat er aan mensen rondloopt, storten er drie vaandels uit de muur en moet iedereen gaan staan. “Wij groeten het vaandel en luisteren naar het volkslied”, zegt de President. De andere genodigden om me heen knikken als de eerste klanken van het Fratelli d’Italia door de zaal schallen. Ik tracht mee te zingen (ja, ken ik een keer een Italiaans nummer uit mijn hoofd), en om me heen kijken mensen me afkeurend aan. “Dat was dus niet de bedoeling”, mompel ik en schiet in de lach van mijn eigen klungeligheid.

Dan ineens staat mijn presentatie op het scherm en wordt er gevraagd of “Rhienaut Bosjman” naar voren wil komen. Ik sta op, fatsoeneer mijn colbert en loop naar het katheder. De zaal schrikt: “dat is de spreker van vanavond!”, murmelt er door de zaal. “Heeft iemand hem op een fatsoenlijke manier welkom geheten?”.

De President geeft me de microfoon en ik begin mijn verhaal. In rap Italiaans. Pratend over welzijn, over kinderen, over verantwoordelijkheid, inspiratie en samenwerking. Over wat we kunnen betekenen voor elkaar.

Tot mijn verbazing is de zaal muisstil en zelfs de telefoons blijven op tafel liggen. Een bijzondere gewaarwording. Als ik mijn verhaal heb afgerond, kijk ik om me heen en zie dat mensen me met grote ogen aankijken. “Volgens mij is de boodschap aangekomen”, denk ik bij mezelf. Ik ontvang een fles wijn en ga weer zitten waar ik zit. Langzaam komt de avond ten einde en als ik naar huis wil gaan, word ik door de President aangesproken. “Dit was indrukwekkend. Veel dank daarvoor. We kunnen een goede Rotarian van u maken”. Ik kan mijn lach bijna niet inhouden en wil vooral weg.

Eenmaal buiten besluit ik een grappaatje te scoren in de stad. Die kan ik wel gebruiken. Ik doe de oortjes van mijn Iphone in mijn oren en zet random de muziek aan. Ik hoor Sting die zingt “I am an alien, I am a legal alien…” en moet onbedaarlijk hard lachen.

Reinout en de Rotary. Het is even wennen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *